Afke van de Wouw is sportpsycholoog en werkte in die hoedanigheid onder meer bij voetbalclubs VVV Venlo en het vrouwenteam van FC Twente. Nu is ze in dienst bij FC Utrecht. Met haar achtergrond als afgestudeerd bewegingswetenschapper en oud-fysiotherapeut heeft ze een brede kijk op haar vakgebied. Hoe ontwikkelt de sportpsychologie zich in de Nederlandse sportwereld, anno 2013?
1. Wat is momenteel de positie van de sportpsycholoog in de Nederlandse sportwereld?
“Je ziet dat sportpsychologen steeds vaker een vast onderdeel vormen van de staf. Voorheen werden ze vaak gezien als een pleister op de wonden: pas wanneer er mentaal iets niet goed zat bij een sporter, werd er doorverwezen naar de sportpsycholoog. Nu is dat structureler geïncorporeerd in de Nederlandse sportwereld en worden er onder meer doorlopende mentale leerlijnen ontwikkeld op sportcentra. Wel zijn ze in landen als Amerika verder met mental coaching. Ik moet dan altijd denken aan de discussie op televisie tussen Mart Smeets en Bart Veldkamp, tijdens de Spelen van Peking in 2008. De Nederlandse equipe had geen vaste sportpsycholoog in de gelederen en Veldkamp snapte daar niets van. Vervolgens bezocht hij het Amerikaanse team, dat negen sportpsychologen mee naar China had genomen. Hun atletenteam was dan wel groter, maar de Amerikanen waren verbaasd dat Nederland geen enkele sportpsycholoog had ingevlogen. Ze deden er lacherig over.”
“Een jaar geleden in Londen maakte sportpsycholoog Rico Schuijers deel uit van het Nederlandse olympisch team. Ook op topsportcentra als Papendal zie je steeds vaker sportpsychologen en life skills coaches (coaches die gespecialiseerd zijn in het stimuleren van persoonlijke ontwikkeling, red.) rondlopen. Dergelijke voorbeelden tonen de ontwikkeling van mental coaching in Nederland. Maar het wel of niet gebruiken van een sportpsycholoog hangt ook af van de hoofdcoaches. Zo betrekt Robin van Galen al lange tijd sportpsychologen bij zijn waterpoloteams. Ook hockeycoaches als Marc Lammers en Max Caldas gebruiken sportpsychologen, beide op hun eigen manier. Lammers heeft met verschillende mensen gewerkt. Caldas werkte met mensen uit het leger.”
2. Op je website propageer je een ‘holistische’ aanpak, waarbij je lichaam en geest als één geheel ziet. Is dat een unieke zienswijze voor een sportpsycholoog? In hoeverre speelt jouw achtergrond als fysiotherapeut een rol bij deze zienswijze?
“Het onderscheid tussen mentaal en fysiek is er een beetje ingeslopen toen filosoof Descartes die scheiding via zijn invloedrijke werk in de zeventiende eeuw settelde. Maar als je die scheiding hanteert, wat is dan precies mentaal? Dan wordt al snel geroepen: ‘Dat zit tussen de oren’. Maar dat zijn de hersenen, die weer een onderdeel van het lichaam vormen. Oftewel: het scheiden van lichaam en geest kan simpelweg niet. Ik ben als fysiotherapeut begonnen en dat werk was lichaamsgericht, gefocust op onder meer spieren, kapsels en gewrichten. Maar in de praktijk merkte ik dat veel meer factoren een rol spelen bij het ontstaan van blessures.”
“Toen ik als fysiotherapeut werkte bij een hockeyvereniging hadden we een explosieve en veelscorende spits. Tijdens een wedstrijd scheurde hij zijn hamstrings, waarna we hem weer oplapten met de medische staf. Klaar voor zijn rentree, startte hij de wedstrijd als wisselspeler. Hij zat zich ontzettend op te fokken op de bank en wilde dolgraag spelen. Toen hij als invaller in het veld kwam, scheurde hij na een sprint weer zijn hamstrings. Als fysio ga je vervolgens weer bezig om die spieren te herstellen, maar ik bedacht dat er wel eens meer zaken een rol zouden kunnen spelen. Die jongen was zich zo aan het opfokken, waardoor zijn spieren onder hoogspanning kwamen te staan en het risico op een blessure toenam. Dat inspireerde mij om me te verdiepen in de sportpsychologie. Gedachten hebben effect op je lijf: negatieve gedachten kunnen bijvoorbeeld de spanning in je lijf verhogen waardoor onder andere je ademhaling omhooggaat. Hierdoor komt er minder zuurstof in je bloed en daardoor minder zuurstof in je spieren. Het is niet toevallig dat spelers regelmatig kramp krijgen in beladen duels. Dat hoeft dan niet te maken te hebben met conditie, zoals vaak wordt gezegd, maar eerder met spanning. Lichaam, geest: het staat allemaal met elkaar in verband.”
3. Op welke verschillende manieren kan een sportpsycholoog te werk gaan?
“Dat zijn eerder verschillende niveaus, dan verschillende manieren. Iedereen moet verschillende prestaties leveren. Wanneer je bijvoorbeeld een coach begeleidt, is dat een heel andere manier van werken dan het individueel begeleiden van spelers. Met spelers kijk je bijvoorbeeld naar het verbeteren van hun prestaties onder druk, of hoe ze zich (nog) beter kunnen concentreren en (her)focussen tijdens de wedstrijd. Op teamniveau kijk je hoe ze beter met elkaar kunnen communiceren, terwijl je met een coach eerder gaat kijken hoe hij of zij op de juiste manier zijn of haar spelers kan aansturen.”
“Het is de bedoeling dat een coach het meeste ziet en weet van het team. Wanneer ik met een coach werk, maken we daarom vaak (sport)persoonlijkheidsprofielen van de spelers om inzicht te krijgen in de spelersgroep. Dit zorgt voor bewustwording van de natuurlijke voorkeuren van de speler, zijn denkwijze, communicatiestijl en zijn gedrag tijdens training en wedstrijd. Op die manier kan de coach zijn werkzaamheden op de groep beter afstemmen. Kortom: van eenheidsworst naar persoonlijke afgestemde trainingen. Centraal in die gedachte staat: hoe kun je spelers het beste bereiken? Het teamprofiel is in dat proces belangrijk. Ik heb wel eens meegemaakt dat er een extraverte coach voor een introverte spelersgroep stond. Wanneer die coach enthousiast aan zijn spelers vroeg: ‘Hoe zullen we de komende wedstrijd aanpakken , hebben jullie ideeën’, sloegen de jongens dicht. Toen hebben we bedacht om een flip-over te introduceren en daarmee een rustigere aanpak. De coach noteerde op de flip-over een aantal open vragen over de speelwijze zodat de spelers hier rustig over konden nadenken, waarna de spelers het in de eerstvolgende teambespreking makkelijker vonden om hun mening te geven.”
“Of ik een vaste manier van werken heb? Nee, ik heb geen standaardprotocol. Het hangt altijd af van de omstandigheden die je aantreft. Daar pas ik mijn werkwijze op aan. Bij VVV werden we in mijn eerste seizoen kampioen van de eerste divisie. In het tweede seizoen deden we het goed in de eredivisie, maar in het derde seizoen werd de trainer halverwege ontslagen en streden we tegen degradatie. Dat zijn drie totaal andere processen. Maar het opstellen van bijvoorbeeld een teamprofiel is altijd handig met daarin een overzicht van voorkeuren en competenties van spelers. Dat is een soort nulmeting van waaruit je de aanpak kunt bepalen.”
4. Hoe is de sportpsychologenwereld georganiseerd en is het voor een vrouw niet lastig werken in een mannenwereld als voetbal?
“Het klopt dat de voetbalwereld een mannenwereld is, maar ik weet niet of mannelijke sportpsychologen daarin een andere status hebben. Ik heb er als vrouw in ieder geval geen nadeel van ondervonden en nu ik er langer over nadenk, denk ik juist dat ik voordeel heb als vrouw zijnde. Spelers praten makkelijker met een vrouw over privézaken, zoals relatieproblemen, die ze met een man minder snel zouden bespreken. Die randzaken kunnen van invloed zijn op hun prestaties binnen de lijnen. Op dit moment zijn mental coaches op verschillende manieren in dienst in de Nederlandse sportwereld. Bijvoorbeeld als coach voor de coach, maar ook op teamniveau, vaak aangeduid als ‘teamontwikkelaars’. Verder werken clubs met vaste sportpsychologen waar spelers naar worden doorverwezen. Er is niet een vaste manier waarop sportpsychologen zijn geïntegreerd in sportorganisaties en het is ook niet zo dat de ene sport veel verder is dan de andere.”
“Sportpsychologen kunnen mijns inziens ook voor meerdere clubs werken, omdat we een beroepsgeheim hanteren. We zullen daarom nooit vertrouwelijke informatie over clubs uitwisselen. Wel is er veel samenwerking binnen het vakgebied. Zo hebben we een eigen vereniging: de Vereniging voor SportPsychologie in Nederland (VSPN), met daarbinnen verschillende sub- en intervisiegroepen die elkaar regelmatig ontmoeten. Daarnaast worden er congressen georganiseerd en zoeken we naar samenwerkingen. We werken nu bijvoorbeeld samen met kenniscentrum NLcoach en sportkoepel NOC*NSF. Internationaal bestaan onder meer de Association for Applied Sport Psychology (AASP) en de European Federation of Sport Psychology (FEPSAC). Het is altijd goed om je te verenigen, denk ik. Zeker in een vakgebied als sportpsychologie. Zaken als meditatie, mindfulness of haptonomie worden al snel als ‘vaag’ bestempeld. Daarom is het belangrijk om samen veel wetenschappelijk onderzoek te doen en artikelen daarover te schrijven, om het vakgebied op die manier inzichtelijk te maken. Op internationale congressen – zoals in mei, op de laatste FEPSAC-conferentie in Parijs – wordt veel evidence-based onderzoek gepresenteerd. Met dergelijke onderzoeken wordt het vakgebied concreet gemaakt.”
5. Wat mag je verwachten van een sportpsycholoog als sportvereniging of individuele sporter?
“De toegevoegde waarde van een sportpsycholoog is lastig om met cijfers hard te maken, maar wel staat vast dat je een aantal zaken goed onder controle moet hebben wanneer iemand een topprestatie wil neerzetten. Een sportpsycholoog kan daarbij helpen. Daarnaast is topsport voornamelijk presteren onder druk. Een sportpsycholoog kan dat trainen en de sporter leren om beter met de druk om te gaan die topprestaties belemmeren.”
“Het gaat dan vaak om de juiste focus, de juiste gedachten en goed kunnen omschakelen. Vaak zitten spelers tijdens een wedstrijd te lang met een gemaakte foute actie in hun hoofd, wat ten koste gaat van die omschakeling. Een sportpsycholoog kan dat inzichtelijk maken en tools aanreiken zodat spelers daar beter mee om kunnen gaan. Maar het is ook mijn taak om bij de technische staf aan te tonen dat privéproblemen zoals een scheiding of verhuizing wel degelijk van invloed zijn op de prestaties van een specifieke speler. Die samenwerking met andere leden van de begeleidingsstaf vind ik belangrijk; je kunt niet als eenling aan de slag.”
“Mijn achtergrond in de fysiotherapie zorgt er daarnaast voor dat ik makkelijk kan communiceren met de medische staf, omdat ik begrijp wat een speler fysiek mankeert. Dat stukje fysiotherapie blijft er altijd wel inzitten bij mij. Daarom kijk ik ook vaak naar trainingen en wedstrijden. Het is voor mij belangrijke informatie om te zien hoe iemand beweegt of reageert in bepaalde situaties. De volgende stap is het integreren van sportpsychologie in de dagelijkse training op het veld. En dan niet als opdeling in een mentale en fysieke training, maar via een gecombineerde aanpak. Een voorbeeld is het aanleren een sporthandeling te visualiseren, met hulp van een sportpsycholoog. Een tennisser die op de baan eerst in zijn hoofd zijn service doorneemt, brengt zijn hersenen in een juiste toestand, haalt rustiger adem en serveert beter.”
“Onze hoofdtaak is om spelers optimaal te laten presteren. Vanuit de sportwereld zelf merken we als vakgebied dat er steeds meer vraag komt naar onze diensten en dat het vakgebied in ontwikkeling is. Dat is onder meer te zien op jeugdniveau, waar academies samenwerken met groepen sportpsychologen. Of we nog een pioniersgebied zijn? Nee, die fase zijn we inmiddels wel voorbij.”
door: Lennart Bloemhof | 27 augustus 2013
http://www.sportknowhowxl.nl/